Stam van Osger
De legende van Osger
optekeningen uit het Zwarte Boek

 

De optekeningen van de heer van Kasteel Duivenvoorde te Veur Anno 1399

Zijnde oudt ende der daagen zat tekene ick, Dirck, heer van Casteel Duyvenvoorde te Veur, enkele saaghen op rond de berugte ridder Osger, heer van Oudt-Poelgeest ende zijne ondergangh. Ick voel mijn eynde naaderen, want ick weet dat wie zich bemoeizucht met die geeste van Osger niet langhe te leeven heeft. Doch ik waarschouwe eeniedereen die zich bezight met de vloeck van Osger zich hier verre van te houden. Ge moet sterck ende krachtdadig zijn ende van goede komaf. Ge mooght geen enkele smaad op uwen blazoen hebben, doch deugdzaam ende vroom door het leven zijn geghaan. Het is mij niet gelukt. Weldra zal ick ook door de vloeck worden getroffen. Vooraleerst zal ick de aantekeningen, dien ick versaameldt hebbe van mondelinghe overdracht voor het nageslacht geordend optekenen, opdat gij gewaarschouwd zij.


Den levensloop van Osger

Geboren den zeventienden january in het jaar Onzes Heeren negenhonderdennegenveertig uit de ridder Wesger ende Zijne Vrouwe Martha, als eenigh kind veelal verwend ende boven den burcherij gesteldt. Zijn vader was veelal op rooftocht om zijn grondgebied te verbreiden. Zo veroverde Wesger in het jaar negenhondertweeenvijftig het grondgebied rond Kerckwerve en stichte het kasteel Poelgeest rond eene meer, die bekend stond om zijn geestverschijningen. Wesger geloofde er niet in ende bouwde het slot. Veel meer is er van hem niet bekendt.

Er staat opgetekend, dat in negenhonderddrieentachtig Heer Osger een inninghe onder zijn bevolking hield, hoger dan menigheen kon opbrenghen. Wie het niet kon opbrenghen mocht op het slot Poelgeest allerhande karweien verrichten. Er is bekend, dat Osger in die tijd de gracht rondom het slot liet aanleggen, wat voorheen nog moeras was.

In die tijd leefde er onder de bevolking van Kerckwerve ook eene vrouw, die bekend stond om haar magie. Ende zie, zij voorspelde vreselijke lotgevallen, die Heer Osger zouden overkomen, indien hij niet zijn leven beterde. Heer Osger, horende van deze magische voorspellingen was zeer vertoornd ende nam de vrouw gevangen ende sloot haar op in de kerker van het slot, alwaar hij haar aan de muur liet ketenen. Dagelijks liet hij haar op de martelbank verschrikkelijke pijnen lijden, opdat zij bekende dat haar voorspellinghen onjuist waren, doch zij hield vol ende stierf uiteyndelijk eene gruwelijke dood. Sindsdien verscheen zij iedere nacht in zijn dromen ende ieder jaar op haar sterfdag verscheen zij in werkelijkheidt aan zijn bed. Steeds weer voorspelde zij hem een afschuwelijke toekomst, doch Osger, hoewel vreselijk gekweld, negeerde de waarschouwinghen.

In het jaar negenhonderdnegenennegentig verscheen de geest van de vrouwe weer. Deze keer vervloekte zij Osger. De vloek is nooit opgetekend, doch niet veel later verdween Heer Osger onder mysterieuze omstandigheden in het moeras ten westen van slot Poelgeest, het moeras dat nu bekend staat als Den Voschkuyl.


Sindsdien is de plek rond Den Voschkuyl vervloekt ende regelmatig wordt de geest van Osger nog waargenomen. Doch weinigen kunnen van deze waarneminghe getuighen, daar zij op mysterieuze wijze verdwijnen of omkomen.


De hekse van Kerkckwerve is aan mij verschenen en waarschouwde mij niet verder te gaan of mij zou iets vreselijksch overkoomen. Doch mijne plicht genoodzaakt mij verder te gaan met mijne verhaal.

Er doen vele verhalen den ronde over lotgevallen van boeren, burgers ende buytenluy, doch de geschiedenis van den schout Jan de Vos is wel zeer merkwaardigh ende ick zal er van verhalen.

Jan de Vos was schout van het Marendorp ende het Leiderdorp ende woonachtig in de Donkersteegh nabij de Oude Rhyne. Het gebied waarover hij schout was bestond uit het Leyderdorp, het Marendorp, Kerckwerve ende Poelgeest. Hij kreeg den byname Leeuw van Leyden, omdat hij in den oorlogh tegen de Heer van Woerden heldhaftige daden had verricht. Nadat de geschillen waren bijgelegd, werd hij door de Graaf van Holland aangesteldt als schout over bovengenoemd gebied. De Graaf van Holland had een bondgenootschap gesloten met de Hertog van West-Friesland ende zodoende was er eene regelmatige verbindinghe noodzakelijk tusschen beide Hoogedelen. Jan de Vos, niet alleen sterck doch ook slim, bedacht het plan om een herberghe op te richten op zijn grondgebied, opdat hij bekendt ende beroemd zoude worden. Hij had tevens gehoord van de vloek van Osger ende meende de vloek op te kunnen heffen door de herberghe te stichten op de heuvel in het moerasch alwaar Osger verdwenen was. Zijn plan is nooit ten uitvoer gebracht. Er wordt verhaald van de legende, dat Jan de Vos de strijd is aangegaan met de geest van Osger, bij een bezoek aan de heuvel. Jan de Vos had zijn byl bij zich doch Osger was stercker ende hieuw hem het hoofd af met zijn eigene bijl. Jan de Vos Zonder Hoofd groef daarna zijn eigene graf met eene schop, waarna Osger hem in de kuyl wierp ende bedolf onder het zand. De plek staat sindsdien bekend als De Kuyle van den Vosch, ofwel Den Voschcuyle. De bloedrode schop blijft als bewijs steeds weer terugkeren naar de plaats waar Jan de Vos woonachtig was. De burgery heeft Jan de Vos indachtig een roode steen opgericht ter nagedachtenis aan de Leeuw van Leyden. Dit alles geschiedde honderd jaar na de verdwijning van Osger.

Na deze gruwelijke moord durfde langhe tijd geen mensch de plaats van Den Voschcuyle te benaderen, doch door de jaren heen slijten ook de meeste vreselijke verhalen. Ende wederom doen er vele verhalen de ronde over gebeurtenissen die zich afspelen rond Den Voschkuyle.

Ick voel eene zucht in mijne nek, doch zal met mijne verkrampte vingers nog een sage verhalen over hetgeen honderdenvijftig jaar geleden geschiedde.

In het jaar Onzes Heren twaalfhonderdennegenenveertig, tweehonderdvijftig jaar na de vloek van Osger, was er een Heer van Teylingen, die de legenden rond Osger ondersocht. Hij hield hierover onderleg met eenige Heren in den omgeving ende stelde voor eene Kring op te richten, opdat de vloek opgeheven zoude worden. Koning Arthur ende zijne Ronde Tafel indachtig meende hij een Goede Kring van Edelen bij elkaar te brengen, die zouden strijden voor rechtvaardigheid ende edelmoedigheid. Hij schreef eene brief naar deze Edelen, opdat zij bij elkaar zouden komen op Den Voschcuyle. Er is nog een map overgeleverd, waarop de aangeschreven castelen getekend zijn.

De Kring van Teylingen

Map van De Heer van Teylingen AO 1249


Ick ontdekte daarbij enkele opvallendheden. De liggingh van de castelen is opmerckelijk so niet buitenghewoon. Oudt-Wassenaer, Endegeest, Poelgeest ende het Huis te Warmondt liggen op eene regte lijn met elkaer. Wanneer ick Wassenaer nu ook met Teylingen en Teylingen met Duivenvoorde verbindt krijg ick drie zijden van eene vijfpuntighe ster, waarbij Teylingen, Warmont, Duivenvoorde en Wassenaer vier punten zijn. De vijfde punt moet zich dan in see bevinden nabij Catwijck. Endegeest en Poelgeest bevinden zich dan op de kruispunten van de zijden van de vijfhoeck, waarbij het dus mogelijck is dat er nog drie castelen hebben bestaan. Het beklemmende is dat Den Voschcuyle, de bron van de vloeck, zich in het midden van de ster bevindt.

In de brief, die de Heer van Teylingen schreef aan de Edelen en die helaas verloren is gegaan verzocht hij hen bijeen te komen in Den Voschcuyle. Het journaal van de Heer van Teylingen verhaalt hoe geen van de Edelen ter plaatse verscheen. Van de Heer van Teylinghen, noch van de andere Heeren is iets meer vernomen. Het journaal breekt abrupt af, hetgeen duidt op een plotselinge overval op de Heer van Teylinghen. Het journaal wordt bewaard bij het slot Teylinghen als waarschouwingen voor de Edelen.

Journaal van De Heer van Teylingen AO 1249


Ick verneeme swaare voetstappen ende rammelende kettinghen van eene geest, komende vanuit de kerkers van mijn casteel en gaande de trap op naar mijn torenkamer, alwaar ick deze geschiedenisse optekene. Toch wil ick verdergaan met mijn verhalen, ter waarschouwinghe. Het swarte boek sal ick begraven op Den Vosckuyl________


De optekeningen van de heer van Warmondt Anno 1549


Ick, Heer Franck van Warmondt, tekene, AO 1549, den zestienden october, wat geschiedde met de Heer van Duivenvoorde in het jaar 1399 Onzes Heeren.

Wat eene vreemde verhaale! De Heer van Duivenvoorde wilde ons waarschuwen, doch gingh zelve ten eynder. Bij eene bezoek aan het casteele Duivenvoorde vondt ick eene charta van Den Voschkuyl, alwaar in den midden eene boek begraven lag waarin ik nu mijn verneminghe opteken.

Journaal Heer van Teylingen
Plattegrond van het Rode Boek

Charta van De Heer van Duivenvoorde AO 1399


Het boek had een slot en de sleutel stak erin. Doch de sleutel werd vastomklemd door eene halfverghaane hand. Na het zwarte boek geleezen te hebben heb ick onderzocht hoe de Heer van Duivenvoorde aan zijne eynde kwam. Volgens de overleveringhe van zyn dienaren werd de Heer van Duivenvoorde bezocht door de geest van Osger. Deze, zijnde zeer sterck ende machtig ketende de Heer en voerde hem naar Den Voschkuyl, alwaar hij hem zijn eene hand met de sleutel van het boek afsneed en aan de andere hand in eene hooge boom ophing. De legende gaat, dat zijn vlees door roofvogels van zijn botten werd afgepikt, zodat hij een zeer langzame en pijnlijke dood genoot. Er zijn echter geen bewijzen te vinden voor dit verhaal, so waarschijnlijk is dit slechts een verhaal van oumoeders, die hun kroost schrick willen aanjagen over Den Voskuile. Zelf ben ik voornemens de plaats te bezoeken, naar aanleidinghe van het koninklijke bevel van Heer Carel V, Koning van Hispanien.

De optekeningen van de heer van Wassenaer Anno 1699


Wassenaere, den vijftienden October 1699


De geschiedenissen in dit boek zijn werkelijk waarachtig vreemd en mysterieus. Ick, Heer van Wassenaer verhaal over de wederwaardig- heden van de Heer van Warmondt AO 1549. Hij ontving eene koninklijken bevel van Karel den Vijfde, Koning der Hispanien, tot het stichten van een dependance van het klooster van Mariënhavens Claressen. Het bevel ligcht hier naast mij op den schrijftafel.

koninklijk Bevel van Karel V

Koninklijk Bevel van Karel den Vijfden AO 1549


Volgens naspeuringen wilde de Heer van Warmondt het klooster oprichten op de plaats van Den Voskuile, alwaar het Zwarte Boek gevonden was en waar de legende van Osger zijne aanvang nam. Hij meende dat deze religieuze daad sterker zoude zijn dan de vloek en deze wellicht zou tenietdoen. Doch de Heer van Warmondt kon het plan niet volbrengen. Bij een inspectiereis naar Den Voskuile is hij niet meer weergezien. Volgens de legende zou Osger gevochten hebben met de Heer van Warmondt, waarbij Osger overwon. Wat er met zijn lichaam geschiedt is vermeld de legende niet. Het klooster is later enkele honderden meters verderop gesticht als Duinzicht.

Wellicht zal het scheppen van een goede handelswegh tussen Den Kaeghe en Des Graeven Haeghe eene positieven wercking hebben op de negatieven invloedt van den vloeck. Ick zal eene aanvraagh indienen.

 

De optekeningen van de vrouwe van Endegeest Anno 1849


Het is voor mij, Vrouwe Johanna Margaretha van Endegeest, eene groote verzoeking, te schrijven in dit zwarte boek. Reeds heeft den heks van Kerckwerve mij gewaarschuwd voor de gevolgen. Doch ik kan niet nalaten te verhalen over hetgeen de Heer van Wassenaar is overkoomen. Het was een nobel idee om een canaal te graven tusschen Den Kaegh en Die Rheyne, daar eerstgenoemde een achtergesteld gebied was en door deze verbinding zouden wellicht de bewoners in goeden doen kunnen geraken.

Aanvraag Heer van Wassenaar

Aanvraag van De Heer van Wassenaar AO 1699


Doch de plaats waardoorheen de Heer van Wassenaar het canaal wilde graven is hem fataal geworden. Blijkbaar was zijn goede daad toch niet opgewassen tegen de vloek van Osger. Hij is gesignaleerd met de rode schop van Jan de Vos in de bossages bij de Voskuil. Naar zeggen van zijn vrouwe wilde hij de grond bekijken waar zovelen legendes de ronde over deden. Later is alleen de schop gevonden en een omgewoelde hoop aarde. Hij heeft volgens de overlevering net als Jan de Vos zijn eigen graf moeten graven.


Zelf geloof ik niet in al die sagen. Het is blasphemie om te spreken van geesten, die nog steeds rondwaren over een gebied. IK ben daarom zelf voornemens om een buitenhuis te stichten van Endegeest op de plaats van De Voskuyl, om zodoende de onjuistheid van de legendes te bewijzen. De bouwtekeningen zijn reeds klaar.

Bouwtekening van het Buitenhuis van De Voscuyl AO 1849

16 October 1849

Ik werd vannacht geplaagd door een vreeschelijke droom, althans ik neem aan dat het een droom geweest is, gezien ik mij niet voor zou kunnen stellen dat deze gebeurtenis echt heeft plaatsgevonden, ook al leek het mij heel werkelijk.

Het moet zo rond een ure of twee zijn geweest dat ik een gestommel hoorde en het rinkelen van kettingen. Het leek vanaf de gang te koomen, maar toen ik buiten mijn vertrek ging kijken, kon ik niets ontwaren. Toen ik mij weer nederlegde in mijnen bed, hoorde ik wederom de geluiden, doch nu duidelijker waarneembaar. Ik kon mij er niet van weerhouden weer de herkomst te onderzoeken en zag in de gang een vage gestalte op mij afkomen. Ik kon eerst niet duidelijk onderscheiden wat het precies was, maar toen ik beter keek, kon ik iets ontwaren van een vrouwegestalte. Het bleef op een afstand, alhoewel het mij beklemde van vreesch. De vrouwe leek gekleed te zijn in een merkwaardig middeleeuwsch gewaad. Zij was geketend aan handen en voeten. Zij rammelde ermee en wees met haar vinger naar mij. Zij mompelde moeilijk verstaanbare woorden, maar ik leek er uit op te kunnen maken dat zij mij waarschuwde voor de vloek. Ik lachte haar uit, waarna zij krijsend verdween. Dit beangstigde mij toch en ik sloot mijn kamerdeur af om weer terug te keren naar mijn bed. Alhoewel ik ervan overtuigd was dat ik gedroomd had, was hedenochtend mijn kamerdeur werkelijk afgesloten, en moest ik de sleutel terugzoeken om mijn slaapvertrek te kunnen verlaten.

Ik zal hedenmiddag, zoals voorgenoomen, enkele leden van mijn huishouding erop uit sturen om met de architect de grond te inspecteren.

17 October 1849

Ik heb mij voorgenoomen om met onmiddelijke ingang af te zien van mijn voornemen het buitenhuis te laaten bouwen.

Gisterenmiddag had ik enkele van mijn bedienden de opdracht gegeven om tesamen met de architect van het buitenhuis de grond van De Voskuyl te inspecteren of het reeds bouwrijp kan worden gemaakt. Toen zij tegen de avond nog niet waren teruggekeerd, heb ik de veldwachter ontbooden om hen te gaan zoeken. Op de plaats van de bouwgrond vond hij de levenlooze lichamen van mijn bedienden. Zij hadden hun hoofden naar de grond gekeerd en toen de veldwachter deeze omdraaide, schrok hij hevig, want hun oogen waren wagenwijd geopend, alsof hun laatste aanblik één van vreeschelijke schrik geweest moet zijn. Van de architect ontbreekt tot op dit moment nog ieder spoor. Ik heb het gebied laaten verzegelen voor nog onbepaalde tijd.

Bouwtekening van het Buitenhuis

De optekeningen van de architect van het buitenhuis Anno 1850

Langeveldt, 9-9-1850

Nu pas begin ik mijn ervaringen op te tekenen. Reeds een jaar heb ik mijn toevlucht kunnen vinden in dit klooster. Binnen deze muren heb ik de rust kunnen vinden, om de angstwekkende ervaringen die ik heb gehad, te kunnen verwerken. Nu ik terugdenk aan die gebeurtenissen op die vervloekte 16e oktober, nu bijna een jaar geleden, bekruipen mij weer de rillingen over de rug. Toch zal ik mij nog eenmaal ertoe zetten dit relaas te vertellen en op te tekenen, in de hoop dat het mij niet langer zal kwellen.

Die 16e oktober had de weledele Vrouwe van Endegeest mij verzocht om met een aantal van haar bedienden de bouwgrond van de Voscuyl, waar zij haar buitenhuis wilde situeren, te inspecteren. Het was een zonnige namiddag, maar toen wij het terrein naderden begon de lucht zich te betrekken boven de Voscuyl. Ik herinner mij dat ik de bedienden erop wees dat we moesten voortmaken, voordat de regen zal losbarsten. Hoewel ik het gevoel had dat ik slechts een kwartier met de bedienden daar de grond had geïnspecteerd, werd het plots donker alsof de avond al bereikt was. Een loeiende wind stak op en de bomen zwaaiden hevig heen en weer. Plotseling voelde ik een hand op mijn schouder, terwijl de bedienden voor mij in mijn blikveld stonden. Ik zag de ogen van de bedienden wijd opensperren van schrik en langzaam keerde ik mij om om te zien van wie de hand was en wat de bedienden die vreeselijke schrik aanjoeg. Wat ik toen zag deed de grond onder mijn voeten wegzakken en mijn hart stilstaan. Achter mij stond een gestalte van welhaast drie meter, zwevend boven de grond, lange witte haren en zwarte gaten op de plek waar ooit zijn ogen waren geweest, zijn hand was verteerd als van een lijk van enkele jaren.

Hij sprak tot mij met een bulderende grafstem. "Wie zijt gij dat gij deze vervloekte grond bezoekt. Nooit zal ik toestaan dat deze grond bebouwd wordt of dat hij gebruikt wordt voor welk doel ook!" Toen hief hij zijn hand op en tilde op een afstand de bedienden van de grond, met een gebaar draaide hij hun nekken om en daarna smeet hij hun op de grond, met de gezichten naar de grond gekeerd. Zij waren op slag dood. Toen keerde hij zich om naar mij en wat er toen met mij gebeurde weet ik mij niet meer precies te herinneren. Het laatste wat ik weet is dat ik hard op de grond viel, toen verloor ik het bewustzijn. Toen ik weer bijkwam, was het stil. De levenloze lichamen van de bedienden lagen voor mij op de grond. Ik voelde mij licht zwevend en licht in mijn hoofd, een gevoel wat ik niet eerder had gevoeld. Het enige wat ik mij kon bedenken was te vluchten, te vluchten zo snel ik kon. Weg van deze vervloekte plek. Ik begon te rennen, ik wet niet waarheen. Ik rende het dorp uit, de duinen in, zo hard als mijn benen maar konden. Op een gegeven moment raakte ik zo uitgeput dat ik wel moest rusten. Ik keek op van de plek waar ik gestopt was en zag voor mij een kasteel opdoemen uit het duister. Ik besloot aan te kloppen om toevlucht te vragen. Een monnik deed open, pas toen besefte ik dat dit een klooster was. Ik kon mij niet herinneren dat ik hier ooit een klooster had gezien, nog dat ik erover had gehoord. Op dat moment kon mij dat niet bezwaren en ik stapte het klooster binnen. Tot heden heb ik hier veilig mijn toevlucht gevonden en ben ik opgenomen in hun midden.

Wat ik nog wel wil mededelen, maar niet kan schrijven in dit boek, ligt verborgen op een plek onder de grond waar het water ontspringt, ongeveer 150 el ZZO van de Voscuyl.

Johannes J. Kuypers, architect


De optekeningen van Maria van Assendelft Anno 1949

11 maart 1949

Mijn naam is Maria van Assendelft. Dit dagboek is in mijn bezit gekomen via mijn man, de moedige verzetsstrijder Bernard van Assendelft. Hij heeft het in de oorlog gevonden. Op zijn sterfbed, 2 jaar later, heeft hij het mij gegeven en mij laten beloven dat ik met het goede het kwade zou opheffen.

De verhalen in dit dagboek hebben mij zeer aangegrepen en ik ben vastbesloten om te zorgen dat de geest van Osger voorgoed verdwijnt.

Ik heb...heb gehoord dat er bij de gemeente een plan ligt om een monument ter ere van alle gevallenen tijdens de rampzalige tijd om en nabij de tweede wereldoorlog te bouwen in het bos van Wijckersloot.

Ik ben van plan om een omvangrijke donatie te doen aan de gemeente om hun over te halen het monument in de Voskuyl te plaatsen. Al het goede dat mijn man en andere dappere verzetsstrijders hebben verricht zal al het kwade van Osger opheffen.

Ik ga vanavond naar de Voskuyl om te inspecteren waar het monument het best tot z'n recht zal komen. Morgen zal ik verder schrijven over mijn bevindingen.


Maria van Assendelft


Ontworpen 4 augustus 2001
Voor het laatst bewerkt
11 augustus 2001
© 2001 Aart-Teun Veldhuyzen
Een boeiend verhaal deze legende van Osger. De oorsprong van het verhaal ligt ver voor Osger. De schrijver laat belangrijke links links liggen, bijvoorbeeld: Bernard van Assendelft. Nomen is ook hier omen, ofwel nemo tsen emon. De Vikingen werden in Fresia Ascmannen genoemd. De Ascmannen hebben in Fresia een reusachtig gat gedolven: de Ascmannen Delve. De plaatsnaam Assendelft herinnert hieraan. Waartoe diende de Ascmannen Delve? Vraag het Gerulf, de moordenaar van Rorik, en stamvader van de Gerulfingen.